Belanghebbende, X, woont in het jaar 2007 in Nederland en is dat jaar werkzaam op een Nederlands binnenvaartschip waarvoor op 25 november 2004 een Rijnvaartverklaring is afgegeven. Op deze verklaring staat D bv als eigenaar van het schip vermeld. X staat op de loonlijst van een Luxemburgs bedrijf, E. Op 5 januari 2006 hebben de Luxemburgse autoriteiten aan X een verklaring E-101 afgegeven. Daarin is vermeld dat met ingang van 1 januari 2002 op X de sociale zekerheidswetgeving van Luxemburg van toepassing is. Op 14 november 2007 is een nieuwe Rijnvaartverklaring afgegeven waarop D bv als eigenaar en E als exploitant van het schip staan vermeld. Op 4 juli 2009 is de Rijnvaartverklaring ingetrokken. X verzoekt in zijn aangifte ib/pvv om vrijstelling van premies volksverzekeringen voor de periode 1 januari 2007 tot en met 13 november 2007. De inspecteur weigert dit en stelt dat X in Nederland verplicht verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen.
Volgens Rechtbank Den Haag valt X onder het Verdrag Rijnvarenden, zodat de sociale verzekeringsplicht op grond van dit verdrag moet worden beoordeeld. De rechtbank is van mening dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat E het schip, in de in geschil zijnde periode, feitelijk heeft exploiteerd. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het Luxemburgse Tribunal Administratif heeft geoordeeld dat E niet als scheepsexploitant kan worden aangemerkt en dat de Luxemburgse autoriteiten de SVB hebben meegedeeld dat E zich uitsluitend met het uitlenen van personeel heeft beziggehouden. Niet in geschil is dat D bv in Nederland is gevestigd. Op X is over de in geschil zijnde periode de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing. Volgens de rechtbank is Nederland niet gebonden aan de E-101 verklaring omdat het Verdrag Rijnvarenden van toepassing is en niet de Verordening nr. 1408/71 van de EU. Het beroep wordt toch gegrond verklaard omdat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag is uitgegaan van verzekeringsplicht tot en met 15 november 2007 in plaats van 13 november 2007.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6