X is eigenaar van een sportterrein. Aan hem is een WOZ-beschikking afgegeven naar waardepeildatum 1 januari 2005, naar een waarde van € 2.850.000. In geschil is de hoogte van deze waarde, met name de bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van het complex voor de hockeyvelden in aanmerking genomen grondwaarde van € 40 per m².
Rechtbank 's-Gravenhage verwerpt de verwijzing van de gemeente naar de Nota gronduitgiftebeleid Den Haag 2005. De daarin genoemde prijs van € 40 is slechts bruikbaar, indien de uitgifteprijzen bij verkoop van gronden met dezelfde bestemming als de te waarderen grond tussen onafhankelijke partijen zijn gerealiseerd, of rechtstreeks zijn herleid uit verkoopprijzen die onafhankelijke partijen zijn overeengekomen voor vergelijkbare gronden met dezelfde bestemming. Dit is niet het geval. Hieraan doet niet af dat het de inspecteur niet vrijstond bij de bepaling van de waarde af te wijken van de door de Raad vastgestelde uitgifteprijzen. De inspecteur is het bestuursorgaan dat op grond van art. 1 lid 2 Wet WOZ is belast met de uitvoering van de Wet WOZ. De Raad heeft niet de bevoegdheid om algemene regels te geven die bij toepassing van de Wet WOZ in acht moeten worden genomen. Indien de Raad heeft beoogd met de Nota uitgiftebeleid 2005 zodanige regels te geven, zijn deze in strijd met de wet en derhalve in zoverre onverbindend. De door X voorgestane m²-prijs voor de gronden van de hockeyvelden van € 5 is eveneens niet onderbouwd. De rechtbank bepaalt de waarde van het complex schattenderwijs op € 2.000.000.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage