Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel intrekking baangerelateerde investeringskorting (BIK) naar de Tweede Kamer gestuurd.

Over het wetgevingstraject bij de totstandkoming van de BIK merkt Vijlbrief op dat pas in november 2020 contact is gezocht met de Europese Commissie (EC) over de EU-rechtelijke implicaties. De EC kon geen garantie geven over of sprake was van (al dan niet geoorloofde) staatssteun, ten aanzien van de gehele regeling en dus niet slechts ten aanzien van het aspect van de fiscale eenheid. Daarop is in mei 2021 besloten de BIK met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 in te trekken. Volgens Vijlbrief is dit geen licht besluit geweest. Naar de mening van het kabinet was (en is), gelet op de langdurige onzekerheid die zou ontstaan bij handhaving van de BIK en het gegeven dat gedurende langere tijd niet tot effectueren van de in de BIK voorziene tegemoetkoming kan worden overgegaan, de meest zorgvuldige aanpak intrekking van de BIK met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.

Ook gaat de staatssecretaris in op het advies van de Raad van State, de terugwerkende kracht, Europese aspecten, de verlaging van de AWf-premie, de lastenontwikkeling bedrijfsleven en de uitvoeringskosten.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Belastingrecht algemeen

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 19 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen