Voor ongeveer 420.000 mensen met een vermogen van meer dan € 220.000 (voor partners meer dan € 440.000) leidt het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 tot een beperkte lastenverzwaring. Het kabinet heeft voor deze vormgeving gekozen omdat dit het beste aansluit bij het doel van het wetsvoorstel, het ontzien van kleine vermogens. Dit schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën aan de Eerste Kamer in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3.
Het kabinet doet onderzoek naar praktische mogelijkheden voor een heffing op basis van werkelijk rendement. Bekeken wordt op welke wijze de mogelijkheid voor belastingplichtigen om te kiezen voor een heffing op basis van werkelijk rendement (motie V-N 2020/61.17), kan worden meegenomen in het onderzoek. In het voorjaar van 2021 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek.
Vermogens vallen per 2021 iets eerder in de tweede en derde schijf door de aanpassing van de schijfgrenzen. Volgens het kabinet veranderen de schijfgrenzen niet wezenlijk, maar zijn ze een simpele veelvoud van het verhoogde heffingvrije vermogen. Door de forse verhoging van het heffingvrije vermogen is volgens het kabinet – in tegenstelling tot hetgeen de NOB stelt – als gevolg van de aanpassing van de schijfgrenzen geen sprake van het belasten van inkomen uit inflatie.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 7 december