Aan belanghebbenden, de erven X, zijn IB/VB-navorderingsaanslagen over 1995, 1996 en 1997 opgelegd. Erflater, mevrouw X, is overleden in 1997 en is in 2007 geïdentificeerd als rekeninghoudster met een aanzienlijk vermogen (€ 376.010) bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg. De erven X ontkennen echter iedere wetenschap met betrekking tot de bankrekening.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat uit de aangiften van X is af te leiden dat bij haar aanzienlijke bedragen aan inkomsten- en vermogensbelasting niet zijn geheven. De bewijslast wordt daarom omgekeerd en verzwaard. De schattingen van de inspecteur zijn voorts redelijk. De erven X tonen niet aan dat het banksaldo in 1996 definitief uit het vermogen van X is verdwenen. Het enkele feit dat op in november van dat jaar geen saldo meer op de rekening stond, is daartoe niet voldoende. Een dergelijk hoog saldo pleegt namelijk niet zomaar uit iemands vermogen te verdwijnen (zie HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/32.7). De beroepen van de erven X zijn ongegrond. Vanwege de schending van de redelijke termijn krijgen zij wel een immateriële schadevergoeding van € 4.500.
Lees ook het thema De inkeerregeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 13 februari