De inspecteur legt naar aanleiding van een boekenonderzoek een naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2017 op aan X. In de naheffingsaanslag corrigeert de inspecteur met name de omzet behaald met goederenvervoer naar Marokko tot een bedrag van € 35.000 per jaar. Ook legt de inspecteur een vergrijpboete op. In geschil is of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd en meer specifiek of terecht € 35.000 per jaar aan omzet voor goedervervoer in aanmerking is genomen.
Hof Den-Haag oordeelt dat de omkering en verzwaring van de bewijslast onverlet laat dat de inspecteur moet uitgaan van een redelijke schatting van de omzet. Het is aan X om het verzwaarde (tegen)bewijs tegen deze schatting te leveren. Hier slaagt X niet in. Toch vermindert het hof de geschatte omzet op grond van art. 6c lid 2 Wet OB naar 3% van de totale schatting omdat het goederenvervoer slechts voor dat gedeelte in Nederland plaatsvindt. Het hof acht bewezen dat X willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden voldaan en laat de vergrijpboete in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 37e
Wet op de omzetbelasting 1968 6c
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag