Hof Den Haag oordeelt dat er geen objectieve rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling tussen enerzijds zelfstandigen die pensioen opbouwen door middel van een lijfrente en anderzijds pensioenopbouwers anderszins. Het hof kan X echter geen rechtsherstel bieden.

X staakt in 2014 zijn onderneming. De winst bedraagt in dat jaar € 18.305. X betaalt in 2014 een (stakings)lijfrentepremie van € 18.500. De inspecteur houdt bij de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw rekening met een bijdrage-inkomen van € 18.305. X is van mening dat ook rekening moet worden gehouden met de betaalde lijfrentepremie. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw terecht geen rekening heeft gehouden met de betaalde lijfrentepremie. De rechtbank stelt daarbij vast dat er weliswaar sprake is van een ‘dubbele heffing', omdat bij de uitkering uit de lijfrente ook een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt geheven, maar dat de wetgever daar bewust voor heeft gekozen. De wetgever is daarbij volgens de rechtbank ook niet buiten de hem gegeven ruime beoordelingsvrijheid getreden. Het gelijk is aan de inspecteur. In hoger beroep stelt X dat er sprake is van een ongelijke behandeling tussen verschillende groepen van verzekeringsplichtigen (werknemers en zelfstandigen).

Hof Den Haag oordeelt dat er geen objectieve rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling tussen enerzijds zelfstandigen die pensioen opbouwen door middel van een lijfrente en anderzijds pensioenopbouwers anderszins. Vervolgens stelt het hof echter vast dat X geen rechtsherstel kan worden geboden. Het hof verwijst daarbij naar de jurisprudentie van de Hoge Raad onder de Zfw (de voorloper van de Zvw). Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Zorgverzekeringswet 43

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Sociale zekerheid algemeen

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 22 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen