Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in 2015 niet in strijd is met art. 1 EP. X maakt namelijk niet aannemelijk dat het door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% in 2015 niet meer haalbaar is.

X beschikt over € 12.636 aan spaartegoeden en € 41.726 aan effecten. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 1321. In geschil is of een forfaitaire vermogensrendementsheffing die hoger is dan het feitelijk behaalde rendement in strijd is met art. 1 EP EVRM.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% in 2015 niet meer haalbaar is. De rechtbank wijst daarbij onder andere op de jurisprudentie van de Hoge Raad, en de uitspraak op het beroep van X in de procedure over het jaar 2014. Verder merkt de rechtbank nog op dat de wetgever zich de maatschappelijke discussie over het rendement op spaarsaldi heeft aangetrokken en het systeem van de vermogensrendementsheffing in verband daarmee per 1 januari 2017 heeft gewijzigd.

Lees ook Thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 22 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen