Belanghebbende (X) werkt tot 10 augustus 2007 voor Woningbouw. In juli 2007 heeft hij zich ingeschreven bij de KvK en heeft hij zich als ondernemer aangemeld bij de Belastingdienst. De activiteiten van belanghebbendes onderneming bestaan uit het storten van vloeren en het maken van wanden e.d. (betonruwbouw). Tot 1 februari 2008 heeft belanghebbende een opdracht uitgevoerd voor Woningbouw en na 1 februari 2008 heeft hij – tot medio 2009 – werkzaamheden verricht voor A. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de IB-aangifte 2008 van belanghebbende. Volgens de inspecteur is belanghebbende in 2008 namelijk geen IB-ondernemer.
Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende IB-ondernemer is. De rechtbank acht daarbij van belang dat belanghebbende zich naar buiten toe heeft geafficheerd als zelfstandig ondernemer. Ook is er volgens de rechtbank sprake van een organisatie van arbeid en kapitaal die gericht is op het maken van winst. Hierbij wijst de rechtbank er op dat zowel in 2008 als in 2009 winst is gemaakt. De rechtbank acht belanghebbende er ook in geslaagd aannemelijk te maken dat hij voldoende zelfstandigheid bezat tegenover de opdrachtgever. Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende ondernemersrisico heeft gelopen. Het feit dat belanghebbende in 2008 hoofdzakelijk voor één opdrachtgever heeft gewerkt is – gezien het feit dat de aard van het werk met zich brengt dat er veelal sprake is van langdurige opdrachten – volgens de rechtbank ook niet van belang. De rechtbank wijst er verder nog op dat belanghebbende in 2008 nieuwe opdrachtgevers heeft proberen te werven, hetgeen – gezien de omzetstijging in 2009 – ook is gelukt. De inspecteur heeft belanghebbende dan ook ten onrechte niet als IB-ondernemer aangemerkt.