Op 7 juni 2016 geeft ondernemer, X, aan administratie- en belastingadvieskantoor, vof X, opdracht om voor hem administratieve en fiscale werkzaamheden te verrichten. Ook worden advieswerkzaamheden uitgevoerd. Tijdens een gesprek op 8 februari 2018 beëindigt X de overeenkomst van opdracht. Op dat moment staan er nog verschillende facturen van vof X open, voor een totaalbedrag van € 7838,43. In beroep wordt de vordering van vof X tot betaling daarvan toegewezen. X komt in hoger beroep. Hij klaagt er onder andere over dat vof X werkzaamheden zonder toestemming en/of op ondeskundige wijze heeft verricht.
Hof Den Haag beslist dat wat de toestemming van de te verrichten werkzaamheden betreft vaststaat dat X op 7 juni 2016 aan vof X daarvoor opdracht heeft gegeven. X heeft onvoldoende toegelicht waarom na het verlenen van die opdracht nog een afzonderlijke toestemming is vereist. De klachten van X over de kwaliteit van de werkzaamheden van vof X leiden niet tot afwijzing van de vordering van deze laatste tot nakoming. Ook de klachten betreffende de noodzaak van bepaalde uitgevoerde werkzaamheden en de omvang van de daarvoor in rekening gebrachte kosten falen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en beslist dat de facturen betaald moeten worden.
Wetsartikelen: