De civiele kamer van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X en Y moeten worden toegelaten tot het bewijs dat zij bij de aankoop van het bedrijfspand ervan uitgingen dat de resultaten daarvan na de beoogde herstructurering van het vermogen in box 3 zouden worden belast.

Belanghebbenden, X en Y, wonen in 2006 al meer dan tien jaren in België. X oefent zijn bedrijf uit via diverse vennootschappen. Vanaf eind 2005 zijn X en Y in gesprek met Joanknecht & Van Zeist bv, een fiscaal adviesbureau, over de overdracht van hun vermogen aan hun kinderen. Uiteindelijk schenkt X aandelen aan zijn kinderen onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. Tevens kopen X en Y in 2005 een bedrijfspand in Valkenswaard, nadat zij daarover advies inwinnen van Joanknecht. Dit bedrijfspand wordt aanvankelijk in box 1 opgenomen. Door tussenkomst van Joanknecht wordt het pand vanaf 2006 in box 3 ondergebracht. Omdat het pand ter beschikking wordt gesteld aan een vennootschap, waarin door het voorbehouden vruchtgebruik een ab is ontstaan, is toch de tbs-regeling van toepassing, en vindt uiteindelijk belastingheffing in box 1 plaats. Door de beëindiging van de tbs-regeling in 2013, moeten X en Y fiscaal afrekenen over het ter beschikking gestelde pand, dat van box 1 naar box 3 gaat. X en Y stellen dat zij schade hebben geleden, omdat het steeds de bedoeling was geweest om het bedrijfspand als beleggingspand aan te schaffen, en in box 3 onder te brengen. X en Y dienen een verzoek tot schadevergoeding in en bieden aan om hun adviseur bij Joanknecht te laten getuigen. X en Y gaan in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ook de stelling van X en Y had moeten onderzoeken dat hun adviseur bij Joanknecht had geadviseerd om het bedrijfspand te kopen als belegging in box 3 en dat hij had medegedeeld dat het bedrijfspand na de schenking in box 3 zou vallen.

De civiele kamer van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X en Y moeten worden toegelaten tot het bewijs dat zij bij de aankoop van het bedrijfspand ervan uitgingen dat de resultaten daarvan na de beoogde herstructurering van het vermogen in box 3 zouden worden belast. Verder mogen X en Y bewijzen dat hun adviseur bij Joanknecht heeft gezegd dat het bedrijfspand, na de aankoop in privé, na de schenking in box 3 zou worden belast. Verder merkt het hof nog op dat, als X en Y het bewijs leveren, de door hen gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is en dat door de ontbinding van de opdracht ongedaanmakingsverbintenissen zijn ontstaan.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 401

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verbintenissenrecht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 12 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen