Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd omdat ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag het onderzoek naar het aangiftegedrag van de gemachtigde van X nog niet zo ver was gevorderd. Er is geen nieuw feit.
Belanghebbende, X, doet voor het jaar 2014 aangifte IB/PVV en ontvangt in 2015 een aanslag conform de aangifte. Wegens onderzoek naar het aangiftegedrag van de gemachtigde van X geeft de inspecteur in 2018 aan dat hij de aangifte nader zal beoordelen, in het bijzonder de in afgetrokken specifieke zorgkosten. In 2019 legt de inspecteur een navorderingsaanslag op, waarbij de afgetrokken zorgkosten niet worden verleend. In geschil is onder andere of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag het onderzoek nog niet zo ver gevorderd was dat er reden was om aan alle door de gemachtigde ingediende aangiften meer dan de gebruikelijke aandacht te besteden. De navorderingsaanslag is opgelegd op basis van een feit dat de inspecteur ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag niet bekend was of hoorde te zijn. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 38
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland