Hof Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de hypotheekrente. De onroerende zaak van X kan namelijk niet worden aangemerkt als een (eigen) woning in aanbouw.

X koopt medio 2002 een perceel grond met daarop een boerderij. Hij wil deze boerderij gaan renoveren en daarna bewonen. De grond waarop de boerderij staat, is echter nodig voor een reconstructie van de watergangen, zodat X zijn plan niet kan uitvoeren. Uiteindelijk beginnen de feitelijke bouwactiviteiten pas in 2008. X brengt in 2007 de hypotheekrente ter zake van de boerderij in aftrek. De inspecteur staat de aftrek niet toe omdat er geen sprake is van een eigen woning. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er sprake is van een eigen woning, omdat aan het einde van het belastingjaar 2007 een bouwvergunning eerste fase is verleend en de aanvraag voor een bouwvergunning tweede fase is ingediend. Volgens de rechtbank kon X er dan ook van uitgaan dat hij de woning voor het einde van 2009 kon betrekken.

Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een woning in aanbouw in de zin van art. 3.111 lid 3 Wet IB 2001. Het hof overweegt daarbij dat met betrekking tot de beoogde woning geen aanvang is gemaakt met activiteiten die zijn aan te duiden als bouwrijp maken, bouw of verbouw. Volgens het hof is het, om van een woning in aanbouw te kunnen spreken, niet voldoende dat met het oog op de bouw van de woning louter administratieve voorbereidingen zijn verricht. Het gelijk is aan de inspecteur. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.120

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen