Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 niet definitief kan worden beoordeeld wegens onvoldoende stukken. De zaak wordt teruggewezen voor een nieuwe uitspraak op bezwaar.

X drijft een eenmanszaak onder de naam Finance & Insurance Consultancy. X heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 gedaan met een inkomen uit werk en woning van € 11.850, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 16.674 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Verweerder heeft informatie opgevraagd over het urencriterium, de afname van de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) en het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Verweerder heeft de aanslag vastgesteld op basis van beschikbare gegevens, waaronder buitenlandse bankrekeningen. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2769, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 16.674 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.930. X heeft bezwaar gemaakt, waarna de aanslag is verminderd. X stelt dat de aanslag te hoog is vastgesteld en voldoet aan het urencriterium. Verweerder stelt dat de aanslag juist is vastgesteld. In geschil is of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 naar een juist bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of terecht voorbij is gegaan aan de onttrekking aan de FOR, of X aan het urencriterium voldoet en of het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar een juist bedrag is vastgesteld.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 niet definitief kan worden beoordeeld wegens onvoldoende stukken. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten onrechte een verschil van € 316.309 als box 3-vermogen in aanmerking heeft genomen. Hierdoor is het niet mogelijk om te bepalen of de aanslag te hoog of te laag is vastgesteld. De rechtbank draagt verweerder op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank wijst het verzoek van X om schadevergoeding af en veroordeelt verweerder in de proceskosten van X tot een bedrag van € 267,50.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:72

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 12 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen