Hof Amsterdam oordeelt dat X geen recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Ook niet met een beroep op het vertrouwensbeginsel.

X en zijn ex-partner hebben samen een dochter. Over de omgang van het kind dat bij haar moeder in Italië woont, zijn afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een overeenkomst die door tussenkomst van een Italiaanse rechter is opgesteld. X ziet zijn dochter om de maand in Italië, en om de twee maanden in Nederland. X claimt over 2015 tevergeefs de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Rechtbank Noord-Holland oordeelt daarover dat X met deze overeenkomst niet inzichtelijk maakt hoeveel dagen het kind bij hem verblijft en aldus niet aannemelijk maakt dat hij aan de voorwaarden voor de IACK voldoet. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.

Hof Amsterdam oordeelt van niet. Terecht stelt de inspecteur dat aan het feit dat hij de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen voor 2010 en 2011 heeft gevolgd, geen vertrouwen kan worden ontleend. Immers voor die uitgaven golden destijds andere voorwaarden dan voor het recht op IACK, aldus het hof. Bovendien geldt dat het enkel volgen van een aangifte over voorgaande jaren op zichzelf niet voldoende grond biedt om gewekt vertrouwen aannemelijk te achten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44

Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 29 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen