Kezić is zelfstandig ondernemer en koopt in de jaren 1998-2002 zeven percelen grond. Hierbij wordt geen btw aan Kezić in rekening gebracht. Kezić rekent vijf percelen grond tot zijn ondernemingsvermogen, en de andere twee tot zijn privévermogen. Op deze percelen start hij, als ondernemer, met de bouw van een winkelcentrum. In 2004 verkoopt Kezić de grond met het winkelcentrum en brengt hierbij btw in rekening. Voor de grond die tot zijn privévermogen behoort, en het deel van het winkelcentrum dat op deze grond staat, berekent Kezić geen btw. De Sloveense fiscus stelt dat Kezić over de hele verkoopsom btw is verschuldigd, omdat de verkoop onder zijn als zelfstandig ondernemer uitgeoefende economische activiteit valt. De Sloveense rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat Kezić bij de verkoop van de grond als btw-belastingplichtige handelt. Hij moet dan btw in rekening brengen aan zijn afnemer. Het HvJ EU overweegt hierbij onder andere dat het bestemmen van een stuk grond tot privévermogen onvoldoende is om geen btw in rekening te brengen bij de verkoop. Het HvJ EU merkt ook nog op dat er geen reden is om een onderscheid te maken tussen de grond die tot het privévermogen behoort en de andere grond, waarop Kezić een winkelcentrum heeft laten bouwen in het kader van zijn economische activiteit als ondernemer. De verkoop van deze grond kan volgens het HvJ EU niet worden aangemerkt als een handeling in het kader van het beheer van het privévermogen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 13 juli