Belanghebbende (X) exploiteert in maatschapsverband met A een administratiekantoor. In zijn IB-aangifte voor het jaar 2004 verantwoordt hij een winst van € 25.000. De inspecteur volgt de aangifte. In juni 2008, vlak voordat de Belastingdienst een boekenonderzoek instelt, verstrekt belanghebbende aanvullende stukken op de aangifte. Uit het ingestelde onderzoek blijkt dat de administratie van de maatschap in een tabellarisch kas-bank boek wordt verwerkt en dat op basis van die administratie over het jaar 2004 een winst van € 124.919 had kunnen worden genomen. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag aan belanghebbende op. Volgens belanghebbende beschikt de inspecteur echter niet over het vereiste nieuwe feit.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur kan navorderen omdat er sprake is van kwade trouw bij belanghebbende. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende namelijk – door opzettelijk onjuiste omzet- en winstbedragen te vermelden – de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen onthouden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het door belanghebbende bijgehouden kasboek compleet was en dat op het moment van het doen van aangifte daaruit de juiste winstbedragen konden worden afgeleid. De IB-navorderingsaanslag blijft in stand.