Belanghebbende, X, en Y zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd. In 2009 sluiten X en Y een overeenkomst. In verband met deze overeenkomst (Verrekening verleden huwelijkse voorwaarden), erkent Y € 10 mln verschuldigd te zijn aan X. Dit bedrag is aangemerkt als een te verrekenen bedrag aan overgespaarde inkomsten. In 2012 failleren verschillende vennootschappen van Y, en Y zelf uiteindelijk ook. Vervolgens start de FIOD een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke faillissementsfraude. In 2016 oordeelt de civiele kamer van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de overeenkomst nietig is omdat ze afwijkt van de opgestelde huwelijkse voorwaarden en niet aan bepaalde vormvereisten is voldaan. De inspecteur is van mening dat sprake is geweest van een schenking en legt een aanslag schenkbelasting op. X stelt dat de in de overeenkomst genoemde betaling van € 10 mln plaatsvindt als verrekening staande huwelijk. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de huwelijkse voorwaarden zijn gewijzigd. Volgens het hof is met deze overeenkomst echter wel een vordering van X op Y ontstaan en is er sprake van een schenking. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het hof, dat door de overeenkomst een vordering van X op Y is ontstaan, onbegrijpelijk is. Het hof is er namelijk vanuit gegaan dat de overeenkomst nietig is. Zonder nadere motivering is het oordeel van het hof, dat er dan wel sprake is van een schenking, onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 december