Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X bv wist of behoorde te weten dat door de overdracht het vermogen van de verkochte bv dusdanig zou worden uitgehold dat betaling van de (volledige) VPB-latentie niet meer mogelijk was.

Belanghebbende, X bv, bezit alle aandelen in A bv, die sinds 2006 over een omvangrijke herinvesteringsreserve (HIR) beschikt. De aandelen A bv worden eind 2009 verkocht aan R bv. Volgens de definitieve VPB-aanslag over 2009 van A bv is haar belastbare bedrag € 3.423.061. Aangezien deze aanslag niet is niet betaald, is in geschil of de ontvanger X bv als oud-aandeelhouder hiervoor terecht aansprakelijk heeft gesteld. Volgens Rechtbank Gelderland kan een rechtspersoon niet op de voet van art. 40 Inv. 1990 aansprakelijk worden gesteld. De ontvanger gaat in hoger beroep. Niet meer in geschil is dat wel aan de aandeelhouderseis wordt voldaan.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv wist of behoorde te weten dat door de overdracht het vermogen van A bv dusdanig zou worden uitgehold dat betaling van de (volledige) VPB-latentie niet meer mogelijk was. X bv wist namelijk dat de liquide middelen tussen haar en de koper zouden worden verdeeld. Er is voorts niet gebleken dat X bv vóór de overdracht enige financiële gegevens van de koper heeft opgevraagd. Door aldus ieder feitelijk en financieel onderzoek na te laten, heeft X bv het risico genomen dat invordering van de VPB-latentie illusoir zou worden. Het maakt niet uit de inspecteur de voorlopige VPB-aanslag heeft verminderd tot nihil. Op dat moment was het vermogen van A bv namelijk al ontoereikend. Het beroep van de ontvanger is gegrond.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 40

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

3

Gerelateerde artikelen