Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de waardestijging is toe te rekenen aan de gewijzigde bestemming van de grond en niet aan de autonome ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X exploiteert een landbouwbedrijf en koopt in 2009 samen met anderen in vof-verband ruim 200 hectare bosgrond voor € 4.635.758 (€ 22.638 per ha). Zij laten de bomen rooien om de grond op termijn te kunnen gebruiken voor akkerbouw. Pas in 2012 maken de vennoten een vof-akte op, waarbij ook X' echtgenote toetreedt en een winstverdeling met fiscale glijclausule wordt opgenomen. In 2012 waarderen de vennoten de grond naar de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (wevab) van ruim € 8 mln. Voor zijn aandeel in de boekwinst claimt X toepassing van de landbouwvrijstelling. In geschil is de aanslag IB/PVV 2012. Volgens Rechtbank Noord-Nederland valt de winst niet onder de landbouwvrijstelling. De waardestijging is namelijk grotendeels het gevolg van een sfeerovergang van bos- naar landbouwgrond. Slechts de waardestijging vanaf de sfeerovergang tot het moment van de herwaardering valt onder de landbouwvrijstelling. Partijen gaan in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/41.1.1) oordeelt dat de waardestijging is toe te rekenen aan de gewijzigde bestemming van de grond en niet aan de autonome ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf. Het is niet van belang dat niet X, maar de verkopers de grond destijds als bos exploiteerden. X' beroep is ongegrond. De inspecteur stelt vergeefs dat de vrijstelling in het geheel niet van toepassing is, omdat X de grond niet heeft aangewend voor zijn onderneming. Het rooien van de bomen en de verdere bewerking van de grond is namelijk als een ingebruikneming daarvan te beschouwen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Over de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 van X is ook geprocedeerd. Deze procedure betrof de vraag of de inspecteur een nieuw feit had (dat had hij niet volgens het hof), zie Hof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2022, 20/01108, V-N 2022/38.18. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 22 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

296

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen