Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de vordering op A heeft overgenomen.

B leent geld aan A. Hierbij verpandt A zijn aandelen in C bv aan B. Omdat A niet aan zijn verplichtingen voldoet, verkoopt B de aandelen C bv aan belanghebbende (X). De koopprijs van de aandelen bedraagt € 104.369. Tevens neemt belanghebbende daarbij de vordering op A – die op dat moment € 249.579 bedraagt – over, alsmede de hierover verschuldigde rente van € 50.942. De overgenomen schuld en rente hoeft belanghebbende pas te betalen als hij de aandelen C bv verkoopt. In 2002 verkoopt belanghebbende de aandelen C bv. Hierbij wordt een bedrag van € 272.268 in depot gegeven aan een notaris. In geschil is de omvang van belanghebbendes ab-winst.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij – naast betaling van een bedrag in contanten – ook de vordering op A heeft overgenomen. De rechtbank wijst er hierbij op dat belanghebbende een bedrag van € 300.521 (€ 249.579 + € 50.942) heeft betaald en dat A heeft verklaard dat hij van zijn verplichtingen jegens B is bevrijd door de schuldoverneming. Het bedrag van € 249.579 behoort dan tot de verkrijgingsprijs van de aandelen. De oprentingslasten van € 50.942 moeten volgens de rechtbank worden aangemerkt als kosten in de zin van art. 4.15 Wet IB 2001. Verder geeft de rechtbank nog aan dat het in depot gegeven bedrag ook in 2002 als winst uit ab is belast. De rechtbank vermindert de aanslag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Arnhem

7

Gerelateerde artikelen