X heeft een eigen woning die hij samen met zijn echtgenote en volwassen dochter bewoont. X’ echtgenote is paardenliefhebster. De dochter is actief in de landelijke paardensport. In 2008 koopt X achter de woning percelen bij met een oppervlakte van in totaal 13.365 m2. X laat op deze percelen een accommodatie bouwen voor het houden van paarden. Het gaat hier om dertien stallen, een keuken met zitgelegenheid, een buitenbak, een stapmolen, diverse paddocks, een longeerbaan, een wasbak (hierna: paardenbak met stallen) en zes weides. De aankoop en bouw is gefinancierd met een lening. In geschil is of de paardenbak met stallen en de weidegronden zijn aan te merken als aanhorigheden bij de eigen woning.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de paardenbak met stallen en de weides aanhorigheden bij de woning zijn. Er is sprake van een aanhorigheid indien een gebouw behoort bij, in gebruik is bij en naar de omstandigheden beoordeeld dienstbaar is aan de woning. Daaraan is volgens de rechtbank voldaan. Dat de paardenbak met stallen groter is dan de woning (met tuin) en een eigen oprit heeft, vindt de rechtbank van onvoldoende gewicht om anders te oordelen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111