Belanghebbende, X, is het niet eens met de naheffingsaanslag parkeerbelasting die de gemeente Amsterdam hem heeft opgelegd. In de beroepsfase besluit de heffingsambtenaar van de gemeente de aanslag te vernietigen. X trekt zijn beroep in en verzoekt de rechtbank om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. In geschil is of de rechtbank het verzoek van X terecht heeft afgewezen.
Hof Amsterdam oordeelt dat X na de vernietiging van de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. X heeft een factuur van € 708,05 ingebracht van L Fiscaal juristen nv die is gericht aan een van de vennootschappen waarvan hij directeur en aandeelhouder is. Het deel van het factuurbedrag dat betrekking heeft op de bezwaarfase komt hoe dan ook niet voor vergoeding in aanmerking, aldus het hof, omdat een verzoek om bezwaarkostenvergoeding ontbreekt in het bezwaarschrift. Ook verder ziet het hof geen ruimte voor een vergoeding omdat niet aannemelijk is dat X de kosten daadwerkelijk in privé zal betalen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de factuur is gericht aan een van belanghebbendes vennootschappen en dat uit de nota op geen enkele wijze blijkt dat de door de adviseur verrichte werkzaamheden zijn verricht voor X in zijn hoedanigheid als privépersoon. Verder neemt het Hof in aanmerking dat de gemeente in hoger beroep bleef betwisten dat daadwerkelijk advieskosten voor rekening van X zijn gekomen en dat X geen nader bewijs heeft aangedragen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam