Hof ‘s-Hertogenbosch beslist dat de tijdsgelange berekening van het premiepercentage, in het jaar dat X 65 jaar is geworden, niet in strijd is met het eigendomsrecht. De inspecteur heeft de pensioenafkoopsom terecht in de heffingsgrondslag begrepen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X heeft de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (65 jaar) en heeft in dat jaar – ter afkoop – in één keer een klein pensioenvermogen ontvangen. Voor de berekening van de verschuldigde premie volksverzekeringen heeft de inspecteur een percentage gehanteerd van 26,67%, wat het samengestelde percentage is van het gedeelte van het jaar voordat X 65 jaar werd en dat van de periode daarna (31,15% x 270/360 + 13,25% x 90/360). In beroep stelt X dat het onredelijk is dat het pensioen van € 6005 (de afkoop) volledig in het jaar 2012 wordt belast. Hij moet nu meer belasting en premies betalen dan wanneer het pensioen in maandelijkse termijnen zou zijn betaald. Dit levert, volgens hem, strijd op met het eigendomsrecht. Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de regeling waarbij het premiepercentage wordt bepaald naar tijdsgelang, niet in strijd is met het EVRM en ook niet heeft geleid tot een buitensporige last voor X. Het beroep is ongegrond. X komt in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 23 september 2016, 15/01122, V-N 2017/4.1.4) verwerpt het standpunt van X, inhoudende dat de pensioenafkoopsom ten onrechte in zijn geheel in het jaar 2012 wordt belast, omdat dit bedrag tegen zijn wil in één keer is uitbetaald en dit alles in strijd is met de geest van het pensioenstelsel, en met de rechten van de mens, te weten het eigendomsrecht. De inspecteur heeft de afkoopsom volgens het hof terecht in de heffingsgrondslag begrepen. Bovendien heeft X, volgens het hof, ten aanzien van de te betalen ib/pvv geen nadeel ondervonden van het (volledig) in aanmerking nemen van deze afkoopsom. De afkoopsom veroorzaakt niet dat X' inkomen in een hogere inkomstenbelastingschijf valt, en premies volksverzekeringen worden ten aanzien van dit bestanddeel niet geheven. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 3.146

Regeling Wfsv 2.7

Regeling Wfsv 2.6

Wet financiering sociale verzekeringen 10

Wet financiering sociale verzekeringen 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen