Hof Arnhem overweegt dat de percelen geen natuurterrein vormen in het kader van de waterschapsheffing.

Belanghebbende, X, exploiteert een veehouderij.  Met betrekking tot een drietal bij hem in gebruik zijnde, buitendijks gelegen, percelen heeft X met het toenmalige ministerie van LNV een overeenkomst gesloten in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000. De bedoelde percelen hebben de bestemming "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden".  De Ambtenaar heeft aan belanghebbende, X, voor het jaar 2009 een aanslag in de watersysteemheffing van het Waterschap Rijn en IJssel opgelegd. Rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het beroep van X gegrond verklaard en de aanslag verminderd.  De Ambtenaar komt in hoger beroep. In geschil is of een gedeelte van 15.23 ha van de percelen kan worden aangemerkt als natuurterrein of als ongebouwde onroerende zaak, in de zin van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Rijn en IJssel 2009. X verdedigt dat sprake is van natuurterrein zoals de rechtbank in haar uitsprak heeft beslist. De Ambtenaar stelt dat de percelen moeten worden aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Hof Arnhem verklaart het hoger beroep van de Ambtenaar gegrond. Volgens het hof is het aannemelijk dat X de percelen - mede - aanwendt ten behoeve van zijn veehouderij en dat de opbrengstgevende waarde van de onderhavige percelen, in verhouding tot een normale (optimale) agrarische productiviteit, ten minste 29 percent bedraagt. X heeft daartegenover geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat niettemin de inrichting en het beheer van die percelen geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud van de ontwikkeling van natuur. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem

0

Gerelateerde artikelen