Belanghebbende, X, is ongehuwd en staat van 26 oktober 2006 tot en met 12 februari 2007 met zijn op 15 september 1991 geboren dochter op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven. X claimt in het jaar 2006 de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur verleent de kortingen niet. X komt uiteindelijk in hoger beroep.

Hof Amsterdam overweegt in navolging van Rechtbank Haarlem dat X geen recht heeft op de kortingen. Uit de basisadministratie persoonsgegevens blijkt dat de dochter van X in 2006 op het woonadres van X staat ingeschreven van 26 oktober 2006 tot en met 31 december 2006. Dit is minder dan de vereiste zes maanden zodat X niet in aanmerking kan komen voor toepassing van de heffingskortingen. Dat X vanaf 15 april 2006 tot het einde van het jaar de volledige zorg over zijn dochter heeft gehad leidt niet tot een ander oordeel. De wetgever heeft er immers voor gekozen om de inschrijvingseis zonder restrictie in de wet op te nemen. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen