Belanghebbende, de Gemeente Woerden (hierna: de gemeente), besluit tot de bouw van twee "Brede scholen" waarin naast vrijgestelde onderwijsprestaties ook belaste prestaties plaatsvinden. Na fiscaal advies worden de gebouwen niet (vrijgesteld) verhuurd aan een daartoe opgerichte beheerstichting, maar (van rechtswege belast) geleverd tegen een koopsom van 10% van de bouwkosten. De koopsom wordt daarbij schuldig gebleven en omgezet in een (rentedragende) geldlening. De door de stichting terug te vorderen btw over de koopsom wordt gestort op de rekening van de gemeente ter aflossing van de (leen)schuld. De gemeente heeft nagenoeg alle btw ter zake van de bouw van de Brede scholen in aftrek gebracht. In geschil is of hierover terecht een naheffingsaanslag is opgelegd. Volgens Hof Amsterdam dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de levering van delen van de gebouwen tegen vergoeding, die vervolgens belast worden verhuurd, en de levering om niet in het kader van de Wet op het primair onderwijs van de overige delen van de gebouwen. De tegen vergoeding overgedragen delen maken 10% deel uit van de gebouwen en de vergoeding is daaraan toe te rekenen. De gemeente kan 10% van de haar in rekening gebrachte voorbelasting in aftrek brengen. Hiervan uitgaande is geen sprake van misbruik van recht. De gemeente komt in cassatie. De Hoge Raad beslist tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het HvJ EU met betrekking tot de uitlegging van de BTW-richtlijn 2006. De vraag luidt: Heeft een belastingplichtige in een geval als dit, waarin de belastingplichtige een pand heeft laten bouwen en dit pand heeft verkocht voor een prijs die niet alle kosten dekt terwijl de koper van het pand een bepaald gedeelte daarvan aan een derde om niet in gebruik geeft, recht op aftrek van alle ter zake van de bouw van het pand in rekening gebrachte omzetbelasting, of slechts van een deel daarvan, naar rato van de gedeelten van het pand die de koper gebruikt voor economische activiteiten (in dit geval verhuur tegen een vergoeding)? De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan totdat het HvJ EU naar aanleiding van dit verzoek uitspraak heeft gedaan.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 juni