Advocaat-generaal Kokott concludeert dat een vennootschap die is opgericht door meer dan één belegger, met enkel het doel het bijeengebrachte vermogen te beleggen in onroerende zaken, kan worden aangemerkt als een ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds'.

Belanghebbende, f.e. X nv, is een f.e. voor de btw. De tot de f.e. behorende A nv heeft met drie, niet tot de f.e. behorende, vennootschappen overeenkomsten gesloten tot het tegen vergoeding verrichten van diensten. De activiteiten van de vennootschappen, die zijn opgericht door enkele pensioenfondsen, bestaan uit de acquisitie van aandeelhouders en certificaathouders, het aan- en verkopen en het exploiteren van onroerende zaken. De daarmee gemoeide werkzaamheden worden alle door X nv zelf of in haar opdracht en onder haar verantwoordelijkheid door derden verricht. In geschil is of die werkzaamheden zijn aan te merken als het beheer van door beleggingsfondsen of beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens als bedoeld in art. 11 lid 1 onderdeel i onder 3° Wet OB 1968. Rechtbank Breda en Hof 's-Hertogenbosch oordelen dat de vrijstelling van toepassing is. De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal (A-G) Kokott concludeert dat een vennootschap die is opgericht door meer dan één belegger, met enkel het doel het bijeengebrachte vermogen te beleggen in onroerende zaken, kan worden aangemerkt als een ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds'. De A-G merkt hierbij nog wel op dat de vennootschap aan bijzonder overheidstoezicht moet zijn onderworpen. Verder merkt de A-G nog op dat het begrip ‘beheer' van een dergelijk gemeenschappelijk beleggingsfonds ook de feitelijke exploitatie van de onroerende zaken omvat.

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 1 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen