Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur X terecht in de PVV-heffing heeft betrokken. Daarbij overweegt de rechtbank dat de inspecteur, en ook de belastingrechter, is gebonden aan de afgegeven A1-verklaring.

De Svb geeft in 2018 een A1-verklaring af aan belanghebbende, Rijnvarende X. Daarbij wordt het Nederlandse socialezekerheidsrecht van toepassing verklaard voor de periode 1 januari 2016 - 31 maart 2019. X is het daar niet mee eens. Hij werkt namelijk in 2016 voor een in Liechtenstein gevestigde werkgever. De inspecteur kent bij het opleggen van de IB-aanslag 2016 geen PVV-vrijstelling toe. Hij gaat ervan uit dat X voor de periode 1 januari 2016 - 31 december 2016 verplicht verzekerd is in Nederland voor de PVV. Volgens X heeft hij wel recht op de PVV-vrijstelling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur X terecht in de PVV-heffing heeft betrokken. Daarbij overweegt de rechtbank dat de inspecteur, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad, is gebonden aan de afgegeven A1-verklaring. Dit geldt ook voor de belastingrechter zolang de A1-verklaring niet is ingetrokken of ongeldig verklaard. Verder is de rechtbank van mening dat X geen recht heeft op verrekening van de in Liechtenstein geheven premies. De rechtbank verwijst daarbij ook naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2020, nr. 19/04565, V-N 2020/34.7.

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

5

Gerelateerde artikelen