X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking 2018 van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Locosensus-Tricijn. Rechtbank Overijssel verklaart het beroep van X ongegrond. In hoger beroep stelt X dat de rechtbank een proceskostenvergoeding had moeten toekennen vanwege schending van het motiveringsbeginsel.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank een proceskostenvergoeding had moeten toekennen vanwege de schending van de motiveringsplicht door de heffingsambtenaar in de bezwaarfase. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar ten onrechte geen rekening gehouden met het aanvullend bezwaarschrift van X. Omdat de hoogte van de WOZ-waarde in hoger beroep niet langer in geschil is, gaat het hof daar met toepassing van art. 6:22 Awb aan voorbij. X krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 1.050 omdat hij in beroep moest komen om alsnog een oordeel te krijgen over de aanvullende gronden. Voor de fase van hoger beroep krijgt X een proceskostenvergoeding van € 525.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:12
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 april