De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam legt belanghebbende, X, met dagtekening 17 mei 2010 een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. Rechtbank Amsterdam draagt de gemeente in een uitspraak van 13 december 2010 op om opnieuw op het bezwaar te beslissen nadat zij X eerst in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden van het bezwaar aan te vullen. De gemachtigde van X dient op 12 januari 2011, binnen de door de gemeente gestelde termijn, een motivering van het bezwaar in. In reactie hierop deelt Cition bv, het bedrijf dat in diverse stadsdelen in Amsterdam belast is met de uitvoering van het parkeerbeleid, aan de gemachtigde mee dat de gemeente al uitspraak op bezwaar heeft gedaan en dat een tweede bezwaarschrift niet mogelijk is. De gemachtigde stelt Cition bv per brief van 25 januari 2011 op de hoogte van de voorgeschiedenis en stelt – na uitblijven van een reactie van Cition – op 10 februari 2011 beroep in bij Rechtbank Amsterdam. Uiteindelijk doet de gemeente op 1 maart 2011 uitspraak op bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep van X ontvankelijk, maar ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Hof Amsterdam oordeelt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding en teruggave van griffierecht omdat X door de handelwijze van de gemeente genoodzaakt was beroep in te stellen. Het hof overweegt dat de heffingsambtenaar niet voorspoedig een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen en ook niet heeft geantwoord op de vraag van de gemachtigde van X of de gemeente nog zou terugkomen op het door Cition ingenomen standpunt dat een tweede uitspraak op bezwaar in het geheel achterwege zou blijven. Het hof kent alsnog een proceskostenvergoeding toe van € 546,25 en draagt de gemeente tevens op het griffierecht van X te betalen.