De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de publicatie over een bepaalde wet in een fiscaal studieboek geen schijn van vooringenomenheid oplevert van de betrokken raadsheer.

X heeft een tuinbouwbedrijf in de gemeente Westland. Aan het begin van de coronacrisis heeft deze gemeente aangeboden om de WOZ-objectafbakening (op verzoek) aan te passen waardoor de ondernemers een veel lager bedrag aan energiebelasting verschuldigd zouden zijn aan de Belastingdienst. De Waarderingskamer (in zijn rol als toezichthouder) heeft de gemeente erop gewezen dat dit beleid van de gemeente in strijd is met de Wet WOZ. De procedure in hoger beroep bij Hof Den Haag is een proefprocedure over deze problematiek. X dient een wrakingsverzoek in tegen een van de raadsheren, te weten G.J. van Leijenhorst, die over deze problematiek heeft gepubliceerd in het boek “Wet Waardering Onroerende Zaken”. Eén van de co-auteurs van dit boek werkt bij de Waarderingskamer. Nu de Waarderingskamer de heffingsambtenaar bijstaat heeft X het gevoel dat hij tegen twee verweerders moet procederen.

De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de publicatie over een bepaalde wet in een fiscaal studieboek geen schijn van vooringenomenheid oplevert van de betrokken raadsheer. Daarbij wijst de wrakingskamer erop dat de relevante passage neutraal en van wetenschappelijke aard is. Ook de omstandigheid dat een co-auteur zijdelings bij de aanvang van de procedure betrokken is geweest, is geen grond voor wraking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

6

Gerelateerde artikelen