Hof Den Haag oordeelt dat in de beroepsprocedure tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting ook de bezwaren van X tegen de hoogte van de dwangsom meegenomen kunnen worden. De rechtbank heeft dit miskend.
X maakt op 13 juli 2020 bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en stelt de heffingsambtenaar op 3 januari 2021 in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Op 26 januari 2021 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond zonder een proceskostenvergoeding toe te kennen. Per e-mail van 28 januari 2021 bericht de heffingsambtenaar X een dwangsom van € 69 toe te kennen. X maakt bezwaar tegen de hoogte van de dwangsom en verzoekt om een proceskostenvergoeding. Op 11 mei 2021 bericht de invorderingsambtenaar dat de dwangsom wordt verhoogd. X schrijft de heffingsambtenaar dat vergeten is een proceskostenvergoeding toe te kennen, de heffingsambtenaar reageert dat X niet voor een proceskostenvergoeding in aanmerking komt. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X gegrond wegens schending van de hoorplicht in het parkeerbezwaar, maar weigert zich uit te spreken over het verzoek van X om een proceskostenvergoeding in de dwangsomzaak.
Hof Den Haag oordeelt dat in de beroepsprocedure tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting ook de bezwaren van X tegen de hoogte van de dwangsom meegenomen kunnen worden. De rechtbank heeft dit miskend. Het hof kent alsnog een proceskostenvergoeding toe voor de dwangsomprocedure (met wegingsfactor 0,5) en ook voor het hoger beroep (eveneens wegingsfactor 0,5). Het hoger beroep van X is gegrond.
Lees ook het thema: Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet bestuursrecht 4:19
Algemene wet bestuursrecht 4:18
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 3 juni