Rechtbank Breda oordeelt dat geen van partijen de WOZ-waarde aannemelijk maakt en stelt de waarde zelf vast op € 315.000.

Belanghebbende, X, gaat in bezwaar en beroep tegen de WOZ-waarde 2010 van zijn woning die door de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk is vastgesteld op € 326.000. X bepleit een waarde van € 302.000.

Rechtbank Breda oordeelt dat geen van partijen de WOZ-waarde aannemelijk maakt en stelt de waarde zelf vast op € 315.000. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat voor de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor dan 1 moet worden toegepast. Een lage wegingsfactor van 0,25 zoals de heffingsambtenaar bepleit, is in beginsel voorbehouden voor zaken, waarbij geen beoordeling van het materiële geschil plaatsvindt, zo overweegt de rechtbank. In dit geval bestrijdt X de WOZ-waarde en is dus het materiële geschil wel beoordeeld. De vergoeding van de kosten van door een derde verleende rechtsbijstand bedraagt derhalve € 218 voor de bezwaarfase en € 874 (2 proceshandelingen) voor de beroepsfase. Wat betreft de kosten van het taxatierapport beperkt de rechtbank het uurtarief tot € 50 exclusief btw en de werkbelasting tot 2,5 uur. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Breda

6

Gerelateerde artikelen