X is sinds zijn beëdiging als registerloods per 12 april 2010 in plaats Z werkzaam bij de Loodsenassociatie. Daardoor is X ondernemer voor de inkomstenbelasting. X is tijdens de opleiding in zijn oorspronkelijk woonplaats blijven wonen en huurde vanaf 1 december 2009 een appartement in Z (ook de opleidingsplaats). Per 1 mei 2011 verhuist X met zijn gezin definitief naar een woning in Z. De kosten van huisvesting in Z in de periode van april tot en met december 2010 waren € 9324. X heeft deze huisvestingskosten in zijn aangifte ib/pvv over het jaar 2010 als ondernemerskosten in aanmerking genomen. De inspecteur accepteert deze aftrekpost niet. X komt in beroep. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant biedt de toelating tot de opleiding tot loods geen enkele garantie dat de aspirant loods ook daadwerkelijk die opleiding afrondt en toe kan treden tot een loodsenmaatschap. X had dus een goede reden om vóór de start van de onderneming niet te verhuizen naar Z. De kosten van tijdelijke huisvesting in Z worden wel degelijk opgeroepen door (de start van) de onderneming als zodanig. De rechtbank is van mening dat X een redelijke termijn moet worden gegund om zijn woonplaats te verplaatsen naar Z. Gedurende die periode zijn de kosten van dubbele huisvesting zo overwegend opgeroepen door de onderneming dat deze aftrekbaar zijn van de winst. De rechtbank beperkt de aftrek tot zes maanden. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 juni