Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X slechts de helft van de hypotheekrente ter zake van de door hem en zijn broer afgesloten hypotheek kan aftrekken. 

Belanghebbende, X, is ongehuwd en woont samen met zijn partner, hun vijf kinderen en zijn broer in een woning. X en zijn broer zijn elk voor de helft eigenaar van deze woning. Voor de financiering van de aankoop hebben zij gezamenlijk een hypothecaire geldlening afgesloten waarvoor zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn. De woning vormt voor beiden een eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001. X en zijn broer hebben niet gekozen voor fiscaal partnerschap. In zijn aangiften IB/PVV heeft X de volledige rente die verschuldigd is over de hypotheek betaald. In geschil is of de inspecteur dit terecht heeft gecorrigeerd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X slechts de helft van de hypotheekrente ter zake van de door hem en zijn broer afgesloten hypotheek kan aftrekken. Aangezien X en zijn broer voor de verwerving van hun gezamenlijke eigen woning op beider naam een hypothecaire lening zijn aangegaan waarvoor zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn, zijn zij beiden draagplichtig voor de (onverdeelde) helft van deze lening en ‘drukt' (slechts) de helft van de hypotheekrente op X. De navorderingsaanslagen zijn terecht opgelegd aan X. Vanwege de slechte financiële situatie van X vermindert de rechtbank de boeten wel van 100% tot 50%.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.121

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 31 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen