X krijgt voorlopige aanslagen IB/PH 2016 en 2017 opgelegd. Als de inspecteur definitieve aanslagen oplegt ten gevolge waarvan zij bedragen moet betalen, komt X in verzet. In beroep richt X haar pijlen op tal van onderwerpen, die te herleiden zijn tot de vragen of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd en of de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen behoorlijk heeft gehandeld.
Rechtbank Noord Nederland beantwoordt beide vragen positief. Onderliggend oordeelt de rechtbank onder meer dat het inkomen van X een uitkering betreft die in fiscale zin kwalificeert als een periodieke uitkering op grond van een publiekrechtelijke regeling, namelijk de Participatiewet. De uitkering is onderworpen aan loonbelasting, belast in box 1, en geeft geen recht op arbeidskorting omdat daarvoor is vereist dat X arbeidsinkomen geniet. De rechtbank oordeelt voorts dat de wijze waarop de Belastingdienst haar processen heeft vormgegeven, stoelt op een wet in formele zin waardoor het recht van X op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer niet is geschonden. De rechtbank verklaart de beroepen van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3
Wet inkomstenbelasting 2001 8.11
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 9 november