Hof Amsterdam oordeelt dat de richtsnoeruitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2021/53.12) gemeenten niet dwingt om voor parkeerbelastingzaken altijd een wegingsfactor 0,25 te hanteren.
X stelt beroep in tegen de beslissingen van de heffingsambtenaar van Cocensus over de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding en de dwangsom. De heffingsambtenaar had volgens X voor de bezwaarkostenvergoeding een wegingsfactor van 0,5 moeten toepassen in plaats van 0,25.
Hof Amsterdam oordeelt dat de richtsnoeruitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2021/53.12) gemeenten niet dwingt om voor parkeerbelastingzaken altijd een wegingsfactor 0,25 te hanteren. Het hof onderschrijft de uitspraak van de rechtbank en voegt daar nog aan toe dat hoewel de belastingrechter de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding integraal toetst de vaststelling van een wegingsfactor sterk met een waardering van feitelijke aard is verweven. De stelling van X dat de heffingsambtenaar in beroep heeft erkend dat de wegingsfactor te laag is, faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof kan zich ook vinden in de beslissing van de rechtbank dat X niet in aanmerking komt voor een dwangsom omdat hij na indiening van de ingebrekestelling onvoldoende heeft meegewerkt aan het houden van een hoorzitting.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam