Belanghebbende (X bv) koopt in 2008 een perceel akkerland en een perceel grasland van Y. De beide percelen zijn ten tijde van de koop in gebruik bij A. A gebruikt de percelen met name voor het telen van suikerbieten. Belanghebbende verzoekt om toepassing van de cultuurgrondvrijstelling ex art. 15 lid 1 onderdeel q WBR. De inspecteur acht de vrijstelling niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie. De inspecteur merkt de activiteiten die A verricht namelijk aan als ROW en niet als winst uit onderneming. Nu er geen sprake is van winst uit onderneming is er volgens de inspecteur ook geen sprake van bedrijfsmatige exploitatie. Hij legt een naheffingsaanslag overdrachtbelasting op. Rechtbank Breda oordeelt dat er ook bij het genieten van ROW sprake is van bedrijfsmatige exploitatie. De rechtbank overweegt onder andere dat de eis van "bedrijfsmatige exploitatie" er slechts toe strekt om te voorkomen dat in de privé- of hobbysfeer gebruikte gronden vrijgesteld van overdrachtsbelasting kunnen worden verkregen. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er alleen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie wanneer met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid aan het maatschappelijk productieproces wordt deelgenomen met het oogmerk om daarmede winst te behalen. Het hof wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2011, nr. 09/04554 (VN 2011/16.20). Volgens het hof is er derhalve geen sprake van een bedrijfsmatige exploitatie als er sprake is van ROW. Het hof stelt vervolgens vast dat de werkzaamheden van A terecht zijn aangemerkt als ROW en dat de vrijstelling derhalve niet van toepassing is. De naheffingsaanslag blijft in stand.