Hof Amsterdam oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de scholingsuitgaven. Het hof is namelijk van mening dat X niet aannemelijk maakt dat het opleidingsinstituut waar hij de opleiding zou hebben gevolgd, bestaat. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
In zijn IB-aangifte 2014 brengt X kosten van levensonderhoud van zijn, in Bulgarije wonende, kinderen in aftrek. Verder brengt hij scholingsuitgaven in aftrek. De inspecteur accepteert de aftrek van deze posten niet.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2019/1667) oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de onderhoudskosten voor zijn dochter. Het hof stelt daarbij vast dat de dochter een fulltime studie in Bulgarije volgt, en dat er een studiefinancieringsregeling bestaat in Bulgarije. Nu X niet aannemelijk maakt dat zijn dochter geen beroep kan doen op deze regeling, heeft hij geen recht op de geclaimde aftrek. De inspecteur heeft ook terecht geen aftrek toegekend voor de onderhoudskosten van de zoon, omdat X niet aannemelijk maakt dat hij minimaal € 416 aan onderhoudskosten per kwartaal heeft betaald. De stelling van X dat hij € 1440 aan zijn ex-vrouw heeft betaald, is namelijk niet onderbouwd met objectief verifieerbare gegevens. Ook heeft de inspecteur terecht de aftrek voor de scholingsuitgaven geweigerd. Het hof is namelijk van mening dat X niet aannemelijk maakt dat het opleidingsinstituut waar hij de opleiding zou hebben gevolgd, bestaat.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Wet inkomstenbelasting 2001 6.14
Wet inkomstenbelasting 2001 6.13