De Hoge Raad oordeelt dat de woningen niet zodanig waren versleten dat daaraan voorafgaande aan de sloop alleen nog waarde kon worden toegekend in de vorm van een mogelijke opbrengst van het sloopmateriaal.
Stichting X is een woningcorporatie. Zij sloopt oude sociale huurwoningen om er nieuwe duurzamere woningen voor in de plaats te bouwen. Volgens de inspecteur mogen de sloopwoningen in de VPB-sfeer worden afgewaardeerd naar de lagere bedrijfswaarde van € 10.330.482 (inclusief de ondergrond). X wil de opstallen echter afboeken tot nihil op grond van het Warenhuisarrest (HR 21 april 1993, 28418, BNB 1993/240). Volgens Hof Den Haag is de bedrijfswaarde van de sloopwoningen onderdeel van de kostprijs van de nieuwe woningen. X maakt niet aannemelijk dat de sloopwoningen niet meer verhuurd konden worden.
De Hoge Raad oordeelt dat de woningen niet zodanig waren versleten dat daaraan voorafgaande aan de sloop alleen nog waarde kon worden toegekend in de vorm van een mogelijke opbrengst van het sloopmateriaal. De opvatting van het hof dat de sloopwoningen in technische dan wel economische zin niet zodanig waren versleten dat deze niet meer verhuurd konden worden, is juist. X kan de boekwaarde van de gesloopte opstallen niet ineens ten laste van het resultaat van 2011 brengen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad