Belanghebbende, X, is eigenaar van een klooster gelegen in de gemeente Eindhoven. Het gaat om een zogeheten slotklooster, wat wil zeggen dat de bewoners weinig contact hebben met de buitenwereld en dat het kloosterleven gericht is op zelfvoorzienendheid. Het klooster wordt bewoond door negen zusters. In geschil is of het klooster voor de gemeentelijke belastingen een woning is of een niet-woning. Voor een woning gelden lagere tarieven rioolheffing en OZB eigenarenheffing en een vrijstelling van de gebruikersbelasting OZB en het reinigingsrecht.
Rechtbank Breda oordeelt dat de gemeente het slotklooster voor de aanslagen OZB, reinigingsrecht en rioolheffing ten onrechte heeft aangemerkt als niet-woning. De rechtbank beoordeelt per ruimte of deze dient tot woning dan wel dienstbaar is aan woondoeleinden en komt tot de conclusie dat dit met uitzondering van de kapel het geval is voor alle ruimtes. Nu de kapel ongeveer 12,5% van de waarde vertegenwoordigt en niet aannemelijk is dat de gangen en onbebouwde grond die dienstbaar zijn aan de kapel meer dan 17,5% van de totale waarde vertegenwoordigen, is de conclusie dat het slotklooster voor meer dan 70% bestaat uit ruimten die dienen tot woning dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Aan het voorgaande doet niet af dat het klooster voor de WOZ is gewaardeerd als niet-woning (namelijk op de gecorrigeerde vervangingswaarde) noch dat de primaire functie van het klooster is ‘de bevordering van het religieuze leven'. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond, vernietigt de aanslagen gebruikersbelasting OZB en reinigingsrecht en vermindert de aanslagen eigenarenheffing OZB en rioolheffing naar het (lagere) tarief voor woningen.