Belanghebbende, X, is eigenaar van een appartement in een serviceflat. De gemeente Zwolle stelt de WOZ-waarde 2008 (waardepeildatum 1 januari 2007) op basis van een vergelijking met verkoopcijfers van gewone appartementen vast op € 166.000. Rechtbank Zwolle-Lelystad verlaagt in beroep de waarde tot € 150.000. X komt in hoger beroep. Hof Arnhem acht het aannemelijk dat de "meestbiedende koper" op de markt van serviceflats een andere is dan de "meestbiedende koper" op de markt van "gewone" appartementen, waarbij aannemelijk is dat de prijsvorming in belangrijke mate afwijkend is. De gemeente heeft dit miskend. Het hof stelt de WOZ-waarde van het appartement in goede justitie vast op € 100 000. Het college van B & W komt in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat de door het hof op 16 november 2010 aan partijen toegezonden gerectificeerde uitspraak in cassatie buiten beschouwing moet blijven (zie HR 6 juli 2010, nr. 08/00167, RvdW 2010/917). Het oordeel van het hof in de uitspraak van 9 november 2010 moet kennelijk aldus worden opgevat dat de markt voor serviceflats als de onderhavige van dien aard is dat, ook na eliminatie van de waardedrukkende invloed van de verplichting tot het betalen van servicekosten, voor deze flats, gelet op de aard en de functie daarvan, prijzen worden betaald die in belangrijke mate lager zijn dan de prijzen die betaald worden voor overigens vergelijkbare flats. Aldus opgevat geeft dit oordeel volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste opvatting van het waarderingsvoorschrift van artikel 17, tweede lid, Wet WOZ. Een omstandigheid die de marktpositie van de onroerende zaak zelf beïnvloedt, blijft bij die waardering niet buiten aanmerking. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)