Belanghebbende, de heer X, doet op papier IB-aangifte over 2006. Als ingehouden loonheffing wordt hierin een (totaal)bedrag vermeld van € 1.819, terwijl op de door X ontvangen uitkeringen geen loonheffing is ingehouden. De inspecteur geeft echter vervolgens ook nog een teruggaaf op basis het dubbele (€ 3.638) aan ingehouden loonheffing. De desbetreffende voorlopige aanslag wordt opgelegd in mei 2007. De definitieve aanslag volgt in augustus 2008. In februari 2010 corrigeert de inspecteur de fout door het opleggen van een navorderingsaanslag op de voet van art. 16 lid 2 AWR.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur in casu ook zonder nieuw feit kan navorderen maar dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel wel tot de helft moet worden gematigd. X had in zijn aangifte namelijk slechts € 1.819 aan ingehouden loonheffing vermeld en niet € 3638 waar de inspecteur vanuit gegaan is. De heffingsrente wordt aldus beperkt tot € 265,50 (€ 531 x 1.819/3.638). Voor zover X klaagt over zijn financiële situatie, dient hij zich tot de ontvanger te wenden. De belastingrechter is namelijk niet bevoegd om hiermee rekening te houden. Het beroep van X is deels gegrond.