De heer X wordt in 2009 strafrechtelijk veroordeeld in verband met het in vof-verband deelnemen aan hennepteelt. In 2010 worden IB-(navorderings)aanslagen, alsmede boetes aan X opgelegd. X verzoekt in dat kader vergeefs om het toevoegen van een raadsman. De Raad voor de rechtsbijstand baseert zijn afwijzing op de inkomensgegevens van X over 2008, zoals die door de inspecteur zijn verstrekt. Door de navordering is het belastbare inkomen van X over 2008 € 150.694 geworden. In geschil is of de inspecteur in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door de behandeling van het bezwaar niet op te schorten totdat in de (nog te volgen) ontnemingszaak ambtshalve een raadsman zal worden toegevoegd, alsmede de juistheid van de ambtshalve opgelegde aanslag over 2007 en de verzuimboete van € 113.
Rechtbank Breda oordeelt dat bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld tegen de afwijzing door de Raad voor de rechtsbijstand. De raadsman van X kan op grond van de Wet op de rechtsbijstand voorts een verzoek doen om een peiljaarverlegging of verzoeken om het in de aangifte verantwoorde inkomen als uitgangspunt te hanteren tot de beslissing op bezwaar of de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. De inspecteur hoefde de afhandeling van het bezwaar gericht tegen het inkomensgegeven geen voorrang te geven boven de afhandeling van het bezwaar gericht tegen de aanslag. De aanslag over 2007 is terecht. De vorige adviseur heeft namelijk te laat bezwaar aangetekend. Het bezwaar tegen de aanslag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van X is slechts gegrond met betrekking tot de boete. De inspecteur bewijst namelijk niet dat het bezwaar te laat is ingediend en voorts blijkt niet dat er een herinnering en een aanmaning zijn verzonden. De boete wordt daarom conform het standpunt van de inspecteur alsnog vernietigd.