Rechtbank Den Haag oordeelt dat het beroep inzake de voldoening op aangifte wegens het ontbreken van processueel belang niet-ontvankelijk is en dat het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond is.

Belanghebbende, X vof, doet in januari 2011 BPM-aangifte voor een Renault, type Clio Sport 2.0 16v. Volgens de aangifte is € 220 verschuldigd. In maart 2011 is een naheffingsaanslag van € 929 opgelegd. Ter zitting verklaart de gemachtigde dat de inspecteur zich in de uitspraak op bezwaar inzake de voldoening op aangifte terecht op het standpunt heeft gesteld dat de 12% regeling niet in acht is genomen en dat het bezwaar dus terecht ongegrond is verklaard. Rechtbank Den Haag oordeelt dat het beroep inzake de voldoening op aangifte wegens het ontbreken van processueel belang daarom niet-ontvankelijk is. De inspecteur kan de te weinig geheven BPM naheffen voor zover het bedrag dat is betaald minder is dan het bedrag dat behoorde te zijn betaald, ook reeds voordat de registratie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden (zie HR 28 juni 2013, nr. 12/00400, V-N 2013/31.17). Niet in geschil is dat bij de naheffing terecht de afschrijvingstabel is toegepast, zodat er geen aanleiding is de aanslag te verminderen. Ook voor het overige is niet gebleken dat de aanslag te hoog is. Het beroep inzake de naheffingsaanslag is dus ongegrond. Er is geen aanleiding om een immateriële schadevergoeding toe te kennen, aangezien de redelijke termijn niet is overschreden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 25 november

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen