Belanghebbende (X) rondt in 2006 een opleiding tot therapeut af. Per 1 september 2006 start zij met de exploitatie van een praktijk. In de jaren 2006-2008 behaalt belanghebbende een omzet van maximaal € 675 op jaarbasis met haar praktijk. Belanghebbende beëindigt de praktijk in 2009. De inspecteur accepteert het door belanghebbende in 2006 opgevoerde negatieve resultaat niet als verlies uit onderneming, omdat hij van mening is dat er geen sprake is van een bron van inkomen.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat er in 2006 sprake was van een objectieve (toekomstige) winstverwachting ten aanzien van de activiteiten als therapeut. De rechtbank overweegt hierbij dat belanghebbende niet door het overleggen van een ondernemingsplan of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat bij de start van de onderneming een dusdanige groei van het aantal cliënten was te verwachten dat haar praktijk een positieve opbrengst zou genereren. Verder wijst de rechtbank nog op de in de jaren 2006-2008 behaalde omzet. De aanslag blijft in stand.