In 2002 overlijden de beide ouders van belanghebbende, mevrouw X. De door de ouders in Nederland gedreven agrarische onderneming is door X, haar zus en broer in maatschapverband voortgezet. Daarbij heeft X een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet. X tekent op 31 oktober 2006 een voorovereenkomst met haar zus en broer, waarin staat dat zij de onderneming geruisloos willen inbrengen in een bv. De onderneming wordt vanaf 1 januari 2007 voor rekening en risico van Z bv gedreven. Begin 2008 verkoopt Z bv de onderneming met ruim 57 ha cultuurgrond en belanghebbendes aandeel in het woonhuis met erf en ondergrond aan een derde. Na onderzoek bij onder meer de bank stelt de inspecteur dat er sprake is van een samenstel van rechtshandelingen gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de verkoop van de onderneming in verband met plotse nijpende financiële omstandigheden inderhaast is genomen en uitgevoerd. Het maakt niet uit dat de bank in september 2007 een kredietaanvraag van de familie X heeft geakkordeerd met de opmerking dat "… het besluit van cliënten om de onderneming uiterlijk eind 2008 te hebben verkocht doorslaggevend is". De geruisloze inbreng is dus ten onrechte door de inspecteur geweigerd. X claimt vergeefs vergoeding van integrale proceskosten. De inspecteur kon namelijk op het interne dossier van de bank en de feitelijke gang van zaken in beginsel zijn vermoeden baseren dat er sprake was van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht of liquidatie van de onderneming.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Leeuwarden