Belanghebbende, de heer X, ontvangt vanaf 2000 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), alsmede een (aanvullende) uitkering van de gemeente Amsterdam. Later blijkt dat het UWV de WAZ-uitkering te laag had vastgesteld. De gemeente krijgt daarom een vergoeding van het UWV. X sluit in 2012 een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur over de hoogte van zijn IB-aanslagen tot en met 2010. In geschil is thans de IB-aanslag over 2011, waarbij conform de aangifte € 19.573 aan uitkering en € 4.663 aan loonheffing in aanmerking is genomen. Dit had respectievelijk € 19.953 en € 4.709 moeten zijn. Rechtbank Noord-Holland handhaaft de aanslag. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat het niet bevoegd is te oordelen over de vraag of het handelen van de gemeente en/of het UWV ertoe heeft geleid dat X en/of zijn echtgenote in het verleden minder belasting zouden hebben betaald als vanaf het begin de juiste uitkeringen zouden zijn gedaan. Anders dan X kennelijk meent, was het UWV op grond van de Participatiewet gerechtigd om zonder zijn machtiging de door de gemeente teruggevorderde uitkeringen aan de gemeente te betalen. Deze verrekening is gedefiscaliseerd, zodat de terugbetaling niet wordt aangemerkt als negatief loon en de verrekende (extra) uitkering behoort niet tot het loon. Weliswaar is bij het opleggen van de onderhavige aanslag een fout gemaakt, doch door die fout is de aanslag niet te hoog maar juist te laag. Het beroep van X is dus ongegrond. De Belastingdienst is alleen schadeplichtig (art. 8:73 lid 1 Awb) als het beroep gegrond is.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 1 november