Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de heer X met de overlegging van een contantbon niet het bewijs levert dat de verkochte meubels zijn vervoerd naar een andere EU-lidstaat. Het claimen van het nultarief met slechts een contantbon - terwijl het ook geen vaste afnemer was - kwalificeert voorts als grove schuld.

Belanghebbende, de heer X, handelt in meubels. Hij dient voor de btw vanaf 2010 steeds nihilaangiften in. Als de inspecteur eind 2012 aankondigt dat de onderneming daarom wordt afgevoerd als btw/ondernemer, worden alsnog suppletieaangiften ingediend. Als gevolg hiervan krijgt X teruggaven. Er is vervolgens een boekenonderzoek ingesteld. In geschil zijn twee omzetcorrecties. De eerste heeft betrekking op een contante verkoop aan een Belgische klant van € 42.000. Er is geen vervoersverklaring en partijen hebben geen melding van intracommunautaire prestaties (ICP) gedaan. Volgens de inspecteur toont X niet aan dat de goederen Nederland hebben verlaten. De verkoop wordt daarom belast tegen het algemene tarief. De tweede correctie heeft betrekking op een privé-storting van € 18.000, die wordt gevolgd door een contante inkoop van € 17.850. In geschil is de btw-naheffingsaanslag van € 9.579, alsmede de vergrijpboete van € 3.113. Rechtbank Gelderland verlaagt de boete tot € 2.155. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met de overlegging van een contantbon niet het bewijs levert dat de meubels zijn vervoerd naar een andere EU-lidstaat. Er is dus ten onrechte het nultarief toegepast. De betreffende correctie van € 6.705 (19/119 van 42.000) is terecht. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd. De andere omzetcorrectie (19/119 x 18.000) is gebaseerd op een redelijke schatting, aangezien deze kan worden herleid tot een in de administratie van X vastgelegd feit. X stelt vergeefs dat de € 18.000 in privé had gespaard. Het claimen van het nultarief met slechts een contantbon - terwijl het ook geen vaste afnemer was - kwalificeert als grove schuld. Ook bij het administreren van de privéstorting had X zorgvuldiger moeten zijn. De boete van € 2.155 is passend geboden. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de aanslag met behulp van omkering en verzwaring van de bewijslast is komen vast te staan. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen